maandag, 31 augustus 2015 02:00

Zie wat we WEL kunnen

Beoordeel dit item
(0 stemmen)

Waarom / doel van de activiteit

Een concrete activiteit om empathie met mensen met een handicap aan te moedigen.
Bij de behandelde onderwerpen zijn onder meer:

  • De obstakels die mindervaliden moeten overwinnen bij hun integratie in de samenleving;
  • De rechten van mindervaliden bekeken als mensenrechtennorm.

Beschrijving van de activiteit

Welke rechten?

  • Het recht om niet gediscrimineerd te worden
  • Gelijkheid in waardigheid en rechten
  • Het recht op sociale zekerheid

Doelstellingen

  • Bewustmaking van sommige alledaagse problemen waarmee mindervaliden te kampen hebben.
  • Ontwikkelen van inzicht in de noden van mindervaliden en van de vaardigheid om hiermee om te gaan.
  • Empathie en solidariteit bevorderen.

Voorbereiding

Situatie 1.
Probeer, zonder woorden, aan je vriend uit te leggen dat je het slachtoffer bent geworden van geweld. Een groep jonge skinheads viel je aan in het park, stal je tas en sloeg je. Vraag waar het politiekantoor is. Je mag niet spreken, op papier schrijven of tekenen.

Situatie 2.
Je bent in een cafetaria (die van je school of misschien die van één van de Europese jongerencentra). Leg uit aan de kok dat je geen spaghetti bolognaise kan eten omdat je een veganist bent: je eet niet alleen geen vlees, maar ook geen enkel product op basis van melk of eieren.

Je mag niet praten of woorden op papier schrijven en ook niet tekenen.

Zorg indien mogelijk voor een tweede lokaal dat je op voorhand kan klaarmaken voor het hindernissenparcours, of nog beter: ga naar buiten waar je het parcours over een meer uitdagend terrein kan aanleggen. Gebruik als je het binnen opstelt tafels en stoelen om nauwe doorgangen te maken en houten planken of oude kranten op de vloer als vervanging voor moeilijk natuurlijk terrein.

Instructies

Deze activiteit bestaat uit vier delen:

deel 1: de inleiding,
deel 2: de blinddoekentocht,
deel 3: gebaren
deel 4: de rolstoelenrace.

Deel 1. Inleiding (10 minuten)

  1. Leg uit dat de activiteit zich toespitst op drie specifieke handicaps: blindheid, doof(stom)heid en verlamming.
  2. Nodig de deelnemers uit om een paar minuten na te denken over hoe ze wel en hoe niét zouden willen behandeld worden, als ze mindervalide zouden zijn. Laat ze een paar kernwoorden opschrijven.
  3. Vraag nu aan de deelnemers om op te schrijven waar ze het bangst voor zouden zijn als ze mindervalide zouden zijn.
  4. Wanneer dit gedaan is, vraag je aan de deelnemers om hun papieren om te draaien en zich klaar te maken om ‘in de realiteit’ te stappen.

Deel 2. De blinddoekentocht

  1. Vraag de deelnemers om per twee te gaan staan. Deel de blinddoeken uit. Eén persoon zal de mindervalide zijn en de andere diens gids. Het is de verantwoordelijkheid van de gids om op elk moment de veiligheid van zijn of haar partner te verzekeren. Ze mogen op eenvoudige vragen over veiligheid alleen met “ja” of “nee” antwoorden.
  2. Vraag de gidsen om hun partners mee te nemen voor een 5 minuten durende wandeling, waarbij ze trappen op of af gaan en indien mogelijk naar buiten gaan.
  3. Laat bij terugkomst in de kamer de gidsen hun partners naar hun stoelen leiden. Er ligt een verrassing op de stoel! Een tas! Wat zit er in?
  4. De blinde spelers moeten de inhoud identificeren. Het is de taak van hun gidsen om hun gissingen op te schrijven.
  5. Laat dan de ‘blinden’ hun blinddoek afnemen en de objecten zien. Nodig de partners uit om kort hun ervaringen en verrassingen met elkaar te bespreken.
  6. Geef de deelnemers een paar minuten om uit hun rol te komen en ga dan over tot deel 3.

Deel 3. Gebaren.

  1. Vraag de paren om te wisselen: de gidsen zullen nu mindervaliden zijn (deze keer mensen die stom zijn, d.w.z. niet kunnen praten), hun partners de valide helpers.
  2. Deel aan elke mindervalide speler één van de situatiekaarten uit. Ze mogen deze niet laten zien aan hun partners. Geef aan de helpers een blad papier en een balpen.
  3. Leg uit dat de stomme spelers hun probleem moeten duidelijk maken aan hun helper. Ze mogen niet spreken, schrijven of tekenen. De helpers moeten noteren waar ze denken dat de boodschap over gaat.
  4. Wanneer de ‘stomme’ spelers zo goed als ze kunnen gecommuniceerd hebben, tonen ze de rolfi che aan hun helper. Nodig de paren uit om kort hun bedoelingen, problemen en frustraties met elkaar te bespreken.

Deel 4. Rolstoel-hindernissenrace.

  1. Toon het hindernissenparcours aan de deelnemers. Leg uit dat degene die het snelst rond raakt de winnaar is. Er zijn strafpunten voor wie onderweg tegen een obstakel aanrijdt.
  2. Hou de resultaten bij op een groot blad papier.
  3. Neem een korte pauze wanneer iedereen die wou aan de beurt gekomen is, en ga dan over tot nabespreking en evaluatie.

Nabespreking en evaluatie

Doe dit in gehele groep. Begin met een bespreking van deel 2, 3 en 4 van de activiteit en ga dan verder met nadenken over wat mensen reeds bij het begin wisten en over wat ze uit deze ervaringen geleerd hebben.

1. Begin met de blinddoekentocht. Vraag zowel aan degenen die geblinddoekt waren als aan hun begeleiders om hun reacties te vertellen:

  • Hoe voelde elk van hen zich tijdens de oefening?
  • Wat was het moeilijkst? Wat was grappig? Wat was akelig?
  • Hoe moeilijk is het om te vertrouwen en om betrouwbaar te zijn?
  • Hoe goed slaagden mensen erin om de voorwerpen in de tas te herkennen?

Welke zintuigen gebruikten ze? Hoeveel mensen durfden de fles of het blikje te openen om van de drank te proeven?

2. Ga dan verder met de bespreking van deel 3, de gebaren:

  • Hoe voelde elk van hen zich tijdens de oefening?
  • Wat was het moeilijkst? Wat was grappig? Wat was akelig?
  • Was het frustrerend om te gebaren en niet begrepen te worden?
  • Was het frustrerend of gênant om niet te kunnen verstaan?

3. Bespreek hierna de rolstoel-hindernissenrace

  • Hoe voelden ze zich toen ze niet zo mobiel waren?
  • Wat was het moeilijkst? Wat was grappig? Wat was akelig?

4. Bespreek nu de angsten en verwachtingen die mensen in het begin van de opdracht noemden. Vraag hen om naar de kernwoorden te kijken die ze toen opgeschreven hebben:

• Werden sommige in hun angsten bevestigd tijdens de activiteit?
• Hoe probeerden ze hun partner te helpen?
• Hoe werd hun hulp ontvangen?
• Hoe makkelijk is het om uit te maken hoeveel hulp er moet gegeven worden?

5. Waarvan hadden ze, bij het mindervalide zijn, het meest schrik? Waar baseerden ze hun angst op? Zijn er onder jullie ooit bang geweest om mindervalide te worden door een ongeluk of door ziekte?
6. Wat was het meest verrassende dat ze door de activiteit geleerd hebben?
7. Kennen ze iemand die blind of doofstom is of in een rolstoel zit? Hoe is het sociaal leven van deze mensen? Hoe reageren andere mensen op hen?
8. Kijk in de omgeving naar de gebouwen en de straten. Hoe ‘mindervalidevriendelijk’ zijn ze?
9. Wat kan en zou er moeten gedaan worden om de gelijkheid en waardigheid van mindervaliden te verzekeren?
10.Zijn de rechten van mindervaliden ook een kwestie van mensenrechten? Welke rechten in de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens zijn vooral relevant?
11.Wat kan je school, vereniging of jeugdgroep doen om de gelijkheid en waardigheid van mindervaliden te bevorderen?

Tips

  • Maak het hindernissenparcours van deel 4 niet te lang. 2-3 minuten is voldoende, vooral als je maar twee of drie rolstoelen hebt, omdat mensen zullen moeten wachten en zich kunnen vervelen. Je kan proberen om de rolstoelen te lenen van een plaatselijk ziekenhuis of van een organisatie die rolstoelen uitleent aan mensen die tijdelijk een rolstoel nodig hebben.Als alternatief kan je ook improviseren om de deelnemers een fysieke handicap te geven. Bijvoorbeeld door ze enorme rubberen laarzen aan de verkeerde voeten te laten dragen!
  • Hoe je deze activiteit leidt, hangt voor een groot deel af van de groep. Zorg er zeker voor dat iedereen zich realiseert dat ze verschillende ‘simulaties van de realiteit’ zullen ondergaan tijdens dewelke ze kunnen experimenteren met hun gevoelens over – en reacties op hoe het is om mindervalide te zijn. Leg uit dat het niet de bedoeling is om met mensen te lachen, of nodeloze stress of schaamte te veroorzaken. Ze zouden zich ‘natuurlijk’ moeten gedragen en niet overdrijven. Verzeker mensen ervan dat ze zich op sommige momenten vreemd of onzeker kunnen voelen, maar dat hen niets gevaarlijks of schadelijks zal overkomen.
  • Als je de tijd niet hebt om alle simulaties te doen, doe er dan één of twee. De ervaring van het geblinddoekt zijn is misschien wel de meest persoonlijke, uitdagende en beklijvende confrontatie uit de voorgestelde reeks. Het is daarom is aan te raden dat, als je maar één simulatie kan doen, je deze kiest. Laat de partners omwisselen zodat ze alle twee de ervaring van de handicap kunnen hebben. Vergeet in dit geval niet een tweede reeks van voorwerpen om te identificeren klaar te hebben leggen.
  • Al is dit een ernstige activiteit, verwacht je aan vele grappige situaties. Laat dit gewoon gebeuren. Voel je enkel geneigd om in te grijpen of commentaar te leveren wanneer mensen onveilige dingen doen of opmerkingen maken die mindervaliden belachelijk maken. Je kan er ook voor kiezen om dit slechts in de nabespreking aan te kaarten, met vragen als: Wanneer lachen mensen met mindervaliden? Wie doet het en waarom? Wanneer is het OK om grappen te maken over iemands handicap? Hoe kan je weten waar de grens ligt tussen een goeie grap en een belediging?

Varianten

Je kan nog vele andere soorten handicaps simuleren, inclusief de minder zichtbare zoals leerstoornissen of taalstoornissen, afhankelijk van wat het dichtste bij de realiteit van de groep staat. Eén mogelijkheid is om handicaps te simuleren die te wijten zijn aan hoge leeftijd: dit kan bijdragen tot het verhogen van het bewustzijn van jonge mensen omtrent ouderen en omtrent de (ontbrekende) voorwaarden voor een leven in waardigheid.

Suggesties voor vervolgactiviteiten

Als je met kinderen werkt, kan je eens kijken naar artikel 23 van het kinderrechtenverdrag, waarin staat dat mindervalide kinderen recht hebben op speciale zorg, onderwijs en opleiding die hen helpen om van een volwaardig en degelijk leven te genieten. Je zou de groepen kunnen vragen om informatie in te winnen in hun eigen omgeving (inclusief familie) over personen die te kampen hebben met één of andere handicap. Ze kunnen dan onderzoeken tot welke diensten en voorzieningen deze mensen toegang hebben.

Zijn er kinderen met een handicap in de school of jeugdbeweging? Kunnen ze hetzelfde doen als alle anderen? Indien niet, waarom niet?

Ideeën voor actie

De groep kan ervoor kiezen om een kwetsbare groep te identificeren en te beslissen wat ze kunnen/moeten doen om deze te steunen. Het is belangrijk om samen te werken met organisaties die met mindervaliden werken en om te vertrekken vanuit de noden van de mindervaliden, zoals ze vastgesteld en herkend worden door de mindervalide zelf.

Voorbereidingstijd

Maak de rolfiches. Ofwel kies je één van de situaties die bij deze activiteit voorgesteld worden ofwel stel je er zelf een op.

Bron

Chiro 

Lees 3156 keer Laatst aangepast op zondag, 03 november 2019 15:14
Log in om reacties te plaatsen