Voorbereidingstijd (2421)
De kinderen leren hoe een vuur wordt gemaakt. Daarbij letten ze op de veiligheid.
Vaarterminologie leren en toepassen.
Bezig zijn met toneelspelen, rollen uitbeelden en improviseren.
Een bekende hiketechniek zo omvormen dat het een nieuwe techniek wordt.
Scouts en explorers op een eigentijdse manier een tocht laten lopen met een medium dat de explorers wellicht sneller en beter beheersen dan de leiding en wellicht in een later stadium aan andere speltakken kunnen uitleggen.
De bevers leren op speelse wijze de windrichtingen en het kompas kennen.
De scouts (opnieuw) de indeling van de windrichtingen laten ervaren.
Explorers zien in welke associaties ze hebben rondom een bepaald woord/thema. Hoe denken ze ergens over en wat denken anderen? Zitten ze op één lijn of juist niet?
Scouts zijn op een positieve manier met elkaar bezig. Ze kennen positieve eigenschappen aan elkaar toe en doen een positieve ervaring op.
Samenwerken met je teamgenoten en de personen die aan dezelfde 'paal' zitten.
Meer...
Scouts/explorers worden zich bewust van hun eigen positieve eigenschappen. Ook wijzen scouts elkaar op hun positieve eigenschappen.
Explorers gaan op onderzoek uit naar hun zelfbeeld en imago. Deze twee termen worden nog al eens door elkaar gebruikt. Hoe zien de explorers zichzelf (zelfbeeld) en klopt dit met hoe anderen hen zien?
De explorers luisteren naar de geluiden van de omgeving en zetten deze in hun eigen ‘notenschrift’ op papier.
Inleven en leren begrijpen van een cultuur. Hoe is het om buitenspel te staan of niet begrepen te worden?