zaterdag, 01 november 2025 15:13

Kijk eens door een andere bril

Beoordeel dit item
(0 stemmen)

Waarom / doel van de activiteit

In deze opkomst staat het thema pesten centraal, waarbij we jeugdleden leren om door de bril van een ander te kijken en de kracht van samenwerken als speltak te ervaren. De jeugdleden oefenen met het hebben van een respectvolle luisterhouding zonder te overtuigen in gesprekken waarbij meningen verschillen. Ze ervaren wat de impact van groepsdruk is en hoe je groepsdruk om kan zetten in iets positiefs. De oefening maakt duidelijk hoe makkelijk het is om mee te gaan in de groep, maar ook hoe belangrijk het is om
zelf keuzes te maken, juist om pesten te voorkomen. Ze onderzoeken de rollen die aanwezig zijn bij pesten, drijfveren en hoe ze samen als groep de norm kunnen veranderen om pesten tegen te gaan. Deze les versterkt het feit dat je samen als klas een sterk team bent waarin iedereen elkaar positief kan ondersteunen.

Beschrijving van de activiteit

Inchecken (5 minuten)

De opkomst start met een korte incheckronde. Vraag aan de jeugdleden hoe ze zich voelen, hoe ze erbij zitten vandaag en of er omstandigheden zijn die hun deelname aan de opkomst kunnen beïnvloeden.

Werkvorm: luisteren zonder te overtuigen (15 minuten)

We gaan oefenen met het hebben van de juiste luisterhouding zonder oordeel. Ieder jeugdlid krijgt een groene kaart (eens) en een rode kaart (oneens).
De leiding noemt een mening. Voorbeelden van meningen:

  • Ananas hoort niet op een pizza
  • Meisjes zijn beter dan jongens
  • De Mac is beter dan de KFC
  • Vuurwerk moet helemaal verboden worden
  • Liegen is soms oké
  • Je mag schreeuwen/schelden tegen een vriend of vriendin

Als de muziek start gaan de jeugdleden lopen door de ruimte. Ze denken na of ze het ermee eens of oneens zijn. Stopt de muziek? Steek dan de passende kaart omhoog.

  • Groene kaart = (meer) eens
  • Rode kaart = (meer) oneens

Zoek dan zo snel mogelijk iemand met een andere kleur kaart omhoog. Vorm een tweetal (of groepje) met iemand met de andere kaartkleur. Geen match? Sluit aan bij een groepje. Nu gaan de jeugdleden het gesprek oefenen met iemand met een andere mening.

Groen vraagt: “Waarom ben jij het oneens?” Rood vertelt, groen luistert stil Dan vraagt rood: “Waarom ben jij het eens?” Groen vertelt, rood luistert stil Daarna: zeg “Dankjewel” tegen elkaar (voor het delen en voor het luisteren)

Het is belangrijk dat er alleen geluisterd wordt: er wordt niet tegengesproken of overgehaald. Het gaat puur om het oefenen van een luisterhouding zonder oordeel. Een polariserend
gesprek voeren begint bij een juiste luisterhouding: zonder oordelen en met respect voor de ander.

Reflectievragen:

  • Hoe was het om je mening te geven?
  • Hoe was het om te luisteren naar iemand met wie je het heel erg oneens was?
  • Hoe was het om niet in discussie te mogen gaan, “dankjewel” te zeggen, of niet weg te lopen zonder je gelijk te krijgen?
  • Wat kun je hiervan leren over het kijken door de bril van een ander?

Werkvorm groepsdruk en pesten: Welk effect heeft mijn gedrag op de ander? (20 minuten)

Jeugdleden gaan ervaren hoe groepsdruk werkt en wat het met je doet. Groepsdruk is fysiek en sociaal voelbaar te maken. Iedereen kan verantwoordelijkheid nemen voor zijn of haareigen rol als er gepest wordt. Het is belangrijk dat jeugdleden zelf leren keuzes kunnen en durven te maken in een groep.

Kies of vraag 1 jeugdlid die even op de gang wil wachten. Vertel dat je over +/- 1 minuut bij hem/haar komt met een opdracht.

(Aandachtspunt voor de leiding: Kies voor de eerste ronde een jeugdlid uit, waarvan je weet dat hij/zij wat steviger in zijn of haar schoenen staat. De aandacht wordt in deze oefening gevestigd op dit jeugdlid en dit kan eventueel wat als spannend ervaren worden).

De groep krijgt een geheime afspraak. Jij geeft de groep de opdracht: voer klassikaal een groepsgesprek, maar alleen fluisterend! (bijv. over het weekend, vakantie, voetbal, afgelopen zomer kamp…). Geef de buren van het jeugdlid die op de gang staat een extra taak, namelijk: begin straks met dat jeugdlid een fluisterend gesprek. Het jeugdlid wordt opgehaald en komt terug. Geef op de gang de instructie: Je mag terug het lokaal in en meedoen met het gesprek. We praten over…”

Observeer met elkaar: Gaat het jeugdlid automatisch ook fluisteren? Doet het jeugdlid mee met de groep of kiest hij/zij eigen gedrag? Is dat eigen plan trekken moeilijk of makkelijk voor het jeugdlid als de rest van de speltak iets anders doet?

Leg het spel stil en reflecteer met de speltak. 

Je kan onderstaande vragen gebruiken om aan de jeugdleden van de gang te vragen hoe het experiment voor diegene was:

  • Wat viel je op bij het binnenkomen? Hoe voelde het om terug te komen?
  • Hoe was het om mee te doen in het gesprek? Was het moeilijk of makkelijk om mee te praten?
  • Had je ook de neiging om mee te fluisteren (of iets anders)?
  • Hoe voelde het dat de hele groep iets deed, maar jij daar niet bij hoorde?
  • Hoe voelde je je? Was je gespannen, nieuwsgierig?
  • Hoe voelde het om terug te komen? Fijn, minder fijn en waarom?
  • Waarom ging je staan/zitten?

Tijd voor een nieuwe ronde! Kies een ander jeugdlid voor op de gang. De groep krijgt een nieuwe geheime afspraak.

Reflecteer na elke ronde met de groep.

Je kan met de speltak nog een aantal andere variaties doen. Ook al snappen ze de bedoeling, het nu nog weer eens zien, ervaring en herkennen geeft inzicht over de uitleg bij de jeugdleden. De volgende varianten die je kan toepassen zijn:

  • Laat het jeugdlid van de gang terugkomen in de groep en iets voor de speltak vertellen over zijn of haar hobby’s, interesse of iets anders. Als leiding help jij het jeugdlid door vragen te stellen. De groepsopdracht is dat de jeugdleden mogen lachen (niet hard of uitlachen maar leuk gek lachen) als het jeugdlid voor de groep begint met praten. Stopt het jeugdlid met praten? Stopt ook het lachen. Begint het jeugdlid weer met praten? Lach. Gaat het jeugdlid voor de groep automatisch mee lachen? Waarschijnlijk wel. Lachen is aanstekelijk ;) -> variant als lachen te onveilig is: laat de leerlingen klappen tijdens dat de leerling iets voor de klas vertelt.
  • Laat het jeugdlid van de gang terugkomen in het lokaal en meedoen in het gesprek. Je hebt als groepsopdracht 1 jeugdlid de taak gegeven om, na jouw knikje, naar het raam te lopen. Het jeugdlid roept dan: ‘Wow er is een vet groot ongeluk gebeurd!’ Laat het jeugdlid het dramatisch maken. De andere jeugdleden lopen daarna ook allemaal naar het raam om te gaan kijken. Wat doet dit met het jeugdlid die van niks weet? Loopt diegene ook mee naar het raam om te kijken?
  • Stuur twee jeugdleden naar de gang. Laat een jeugdlid klappend en juichend het lokaal in komen lopen, en laat een jeugdlid met boegeroep in het lokaal komen. Hoe voelt dat verschil?

Je kan nog aanvullende vragen op het eind stellen, met als voorbeeld:

  • Hoe willen jullie als groep zijn?
  • Heb je weleens iets gedaan door groepsdruk waar je achteraf spijt van had?
  • Op welke plekken zien we groepsdruk nog meer terugkomen? Denk aan trends, social media, in vriendengroepen, met roken enzovoort.
  • Wat heb je nodig om je eigen plan te trekken en niet te veel mee te gaan in negatieve groepsdruk?

Werkvorm: rollenspel met wisbordjes (20 minuten)

Jeugdleden gaan zich inleven in de rollen rondom pesten en denken na over gedrag en groepsdruk. Verdeel de speltak in 3 groepen. Iedere groep krijgt: 1 wisbordje en 1 stift. Elke groepje krijgt 1 rol toegewezen:

  • De pesters
  • De gepeste
  • De toeschouwers. Leg bij de toeschouwers uit dat dit de jeugdleden zijn die het zien of horen, maar zelf niet actief meedoen.

Vertel een situatie (maak het theatraal!).

Voorbeelden van situaties:

  • Jullie krijgen een nieuw meisje in de klas, genaamd Ria. Ria heeft nog niet veel vrienden op school gemaakt en voelt zich daardoor wat onzeker vandaag. Het is lunchtijd. Ria heeft een pannenkoek met pindakaas en hagelslag mee. Ze opent haar broodtrommel en staat op het punt om een hap te nemen van haar pannenkoek. Op dat moment komt de pester aangelopen. De pester hangt boven haar broodtrommel en zegt: “Gadverdamme, eet je nou een pannenkoek met pindakaas en hagelslag? Bah. Waarom eet je dat? Je bent echt een vies varken. De pester doet een biggetje na en zegt ‘knor knor’
  • Tijdens de gymles moet de klas teams maken voor een sport. Een leerling wordt als laatste gekozen en hoort iemand zeggen: “Ugh, nu moeten we die erbij nemen.
  • Je bent aan het fietsen in je buurt. Je ziet op het schoolplein jouw vrienden of klasgenoten tegenover een groep vierdejaars jongens staan. De vierdejaars jongens maken een dreigende houding naar jouw vrienden/klasgenoten toe. Het lijkt erop dat ze bijna gaan vechten.

Extra reflectievragen:

  • Welke behoefte denk je dat er onder het gedrag van de pester zit? Waarom pest hij/zij?
  • Welke behoefte denk je dat er onder het gedrag van een toeschouwer die niks doet zit? Waarom doet hij/zij niks? En als iemand wel ingrijpt, waarom doet diegene dat dan wel?
  • Welke behoefte denk je dat een slachtoffer heeft? Wat zou jij kunnen doen om te helpen? Kun je iets doen om niet of minder gepest te worden?
  • Optioneel: Vaak hoor je terug in de antwoorden dat je niet mag snitchen. Wat nou als wij de norm veranderen en afspreken met elkaar dat het wel goed is om af en toe te snitchen? Hoe zou dat dan zijn?

De jeugdleden gaan in hun groepje nadenken over de situatie vanuit hun rol. Ze leven zich in.

De pesters denken na over:

  • Waarom pesten ze?
  • Wat willen ze bereiken? (Erbij horen, stoer doen, onzekerheid, grappig gevonden worden, terugpesten…)

De gepeste denken na over:

  • Hoe voelt de gepeste zich?
  • Wat kan hij/zij doen om hiermee om te gaan?
  • Wat kan een gevolg zijn?

De toeschouwers denken na over:

  • Wat kun jij doen als je het ziet gebeuren?
  • Waarom is dat soms moeilijk?

Bespreek de oefening klassikaal na. Laat elk groepje, elke rol, zich toelichten na het uitwerken van een situatie.

  • Wat leerden jullie over de pester?
  • Welke oplossingen hebben jullie allemaal gevonden wat de gepeste en de toeschouwers kunnen doen?

Kom terug op het stuk groepsdruk. Hoe bepalen wij als groep elkaar en de norm? Wat vinden we belangrijk en hoe passen we ons gedrag daarop aan? Zie de bijlage voor extra reflectievragen.

Werkvorm: verschil plagen en pesten (10 minuten)

De jeugdleden leren het verschil tussen plagen en pesten herkennen. De leiding leest een stelling voor, de jeugdleden kiezen:

  • Groene kaart omhoog = Dit is plagen
  • Rode kaart omhoog = Dit is pesten

Voorbeeld stellingen:

  • Een leerling op jou school loopt langzaam naar je kluisje. Iemand roept lachend: ‘Kom op, slome slak.
  • Iedere pauze zeggen drie jongens: ‘Hé vieze nerd, ga je weer alleen zitten?’”
  • Een vriend zegt: ‘Wow, jij klinkt echt als een robot als je Engels praat.
  • Je moet huilen bij een film. Iemand roept: "Doe niet zo gay, man.
  • Een meisje zegt bij gym: ‘Jij? Keeper? Dan verliezen we sowieso.
  • Iemand zegt: “Jij spreekt best goed Nederlands voor een buitenlander.
  • Jij hebt ADHD, dus jij snapt dit toch niet.
  • Er is iets gestolen. Iemand zegt ‘sowieso hebben die kut-Turken dit weer gestolen, dat is altijd zo bij dat volk’
  • Een jongen wordt uitgelachen omdat hij nagellak draagt.

Bespreek tussendoor waarom leerlingen dit vinden.

  • Wat maakt een opmerking grappig? Wat maakt een opmerking kwetsend?
  • Hoe weet je of de ander het leuk vindt?

Plagen is gelijkwaardig. Je lacht samen. Het stopt als iemand het niet leuk vindt. Pesten is ongelijk. Het doet pijn. Het blijft doorgaan, ook als iemand het niet leuk vindt

Werkvorm Robot spel: 15 minuten

jeugdleden oefenen samenwerking, reageren op elkaar en positief blijven onder druk. Samen sta je sterker. Als groep ben je een team. Samen kun je meer dan alleen.

Zet alle stoelen zigzag in de ruimte (evenveel als jeugdleden, één stoel blijft leeg). Kies 1 jeugdlid uit, diegene wordt de robot.

We gaan een samenwerkingsspel spelen. De spelregels zijn als volgt:

  • De robot mag alleen lopen (niet rennen) en probeert zo snel mogelijk op de lege stoel te gaan zitten.
  • De andere leerlingen proberen dit te voorkomen door steeds op de tijd op die lege stoel te gaan zitten. Ze rennen om de robot voor te zijn. Elke keer als de robot bijna zit, moet de ander daar sneller zijn.

Let op: niet duwen en benen zoveel mogelijk onder de stoel.

Reflecteer na elke ronde. Vraag wie er een goed idee heeft over hoe ze het anders of beter kunnen aanpakken de volgende ronde.

Gebruik een stopwatch: Hoe lang lukt het om de robot te slim af te zijn? Stel een tijddoel als team!

Het spel werkt het beste als iedereen actief meedoet, inspeelt op elkaar en goed samenwerkt. Let erop dat jeugdleden elkaar op een positieve manier aanmoedigen en gebruik maken van helpende woorden. Vaak gebeurt het dat een jeugdlid te laat reageert en de robot alsnog op de lege stoel belandt. Dit kan frustrerend zijn, maar het is belangrijk dat de groep elkaar blijft helpen en positief blijft. Samen sta je sterker, en iedereen is belangrijk in het team!

Uitchecken + afsluiting

Sluit af in de kring. Vraag aan de jeugdleden om in 1 of 2 woorden te vertellen wat zij meenemen uit deze opkomst. Vraag daarna of ze met hun hand kunnen laten zien wat ze van de opkomst vonden:

  • 0 vingers = stom/niks geleerd/niet leuk
  • 5 vingers = top/veel geleerd/ leuk

Tel af en iedereen laat dan met zijn vingers zien hoe ze de les vonden.

Benodigd materiaal

Voor elke leerling een rode en groene kaart.
● Wisbordjes met stiften
● Powerpoint

Veiligheid

Belangrijk: Kies als leiding bewust welke jeugdlid je bij welke oefening inzet; uitdagen mag, maar veiligheid staat voorop. Voelt een oefening te spannend, begin dan met een laagdrempeliger alternatief. Houd daarbij in gedachten dat de opbrengst van deze oefeningen juist heel groot kan zijn.

Tips

Belangrijk om te onthouden: De veiligheid in de speltak staat te allen tijde op nummer één. Pesten is een gevoelig thema wat vaak dichterbij is dan we denken. Pestgedrag kan zich in de speltak afspelen, soms ook zonder dat je het als leiding direct opmerkt. De scenario’s en oefeningen in deze opkomst kunnen daardoor een dunne lijn hebben met de realiteit van de jeugdleden. Juist door dit op een actieve manier samen te onderzoeken en een spiegel voor te houden, kan er meer openheid ontstaan en ruimte om het gesprek met elkaar aan te gaan. Het is belangrijk dat docenten aan het einde van de opkomst duidelijk aangeven waar jeugdleden terecht kunnen als zij zelf gepest worden of iemand anders willen helpen.

Aanvullende informatie

Lees 11 keer Laatst aangepast op zondag, 02 november 2025 10:08
Log in om reacties te plaatsen