Waarom / doel van de activiteit
Jeugdleden kennis laten maken met het verschil tussen een feit en een mening.
Beschrijving van de activiteit
Zet twee vakken af, één vak is ‘waar’ en één vak is ‘niet waar’. Lees steeds een zin en laat de jeugdleden dan kiezen of ze het ‘waar’ of ‘niet waar’ vinden. Ze moeten letterlijk een vak kiezen waar ze in gaan staan. Als alle jeugdleden in een vak staan, mogen de jeugdleden uit het ‘niet waar’-vak de jeugdleden in het andere vak vragen waarom zij denken dat het waar is. Als iemand van mening verandert, mag hij alsnog naar het andere vak. Kiest iedereen hetzelfde vak? Dan kun je als leidinggevende aan de jeugdleden vragen waarom zij hiervoor gekozen hebben.
Een aantal voorbeeldzinnen die je kunt gebruiken:
- Amsterdam is de hoofdstad van Nederland.
- Alle ballen zijn rond.
- Sinaasappels zijn oranje.
- Iedereen kan afwassen.
- Alle Fransen eten stokbrood.
- Meisjes kunnen beter voetballen dan jongens.
- Ankara ligt in Turkije.
- Iedereen is gelijk.
- Alle kinderen houden van snoep.
- Jongens die niet vechten zijn laf.
- Vakantie is leuk.
Je kunt niet alleen zelf andere uitspraken verzinnen, maar ook de jeugdleden vragen om een uitspraak te bedenken. Bij oudere leeftijdsgroepen kun je deze activiteit ook gebruiken, alleen zul je voor hen wellicht andere uitspraken verzinnen.
Benodigd materiaal
- Eventueel materiaal om 2 vakken af te zetten.
- A4-tje met zinnen.