Waarom / doel van de activiteit
De jeugdleden leren over het belang van biodiversiteit.
Beschrijving van de activiteit
Voorbereiding
Bekijk van te voren het filmpje en de vlog. Bedenk welke opdracht je wilt uitvoeren of bereid beide voor. Lees de achtergrondinformatie. Verzamel de benodigde materialen. Zorg in het bijzonder alvast dat je de omgeving van het clubhuis hebt verkend op een verscheidenheid aan geschikte observatieplekken. Denk er hierbij aan dat er op verschillende plekken, verschillende planten en dieren kunnen worden waargenomen, zoals slootjes versus gras. Draai op die locatie ook een tegel of een boomstronk om voor waarneming van minifauna. Houd met het uitvoeren van deze opdracht rekening met het seizoen en de weersvoorspelling
Introductie
Ikke zit bij de talaabpoel. Het is hem opgevallen dat er veel minder planten en dieren voorkomen. Niet alleen in de jungle, maar vooral in de stad en in het mensendorp Haveli. Hij maakt zich duidelijk zorgen om de natuur. Samen met Mowgli en Shanti gaat hij op onderzoek uit. Bekijk het filmpje met de groep. Bespreek het na: heeft iemand nog vragen? Ga daarna naar buiten. Speel daar het bebouwingsspel.
Bebouwingsspel
Mensen hebben een plek nodig om te wonen. Daarom zijn er veel huizen en worden er huizen en wegen bij gemaakt om in de behoefte van de mens te voorzien. Voor de dieren die bijvoorbeeld op het platteland leven, wordt het leefgebied dus steeds kleiner. Ze moeten zicht aanpassen door een nieuwe plek vinden om te wonen en hun eten te vinden. Markeer het speelveld met pionnen of stoepkrijt door twee lijnen te zetten waartussen de leerlingen kunnen overlopen. De jeugdleden zijn allerlei verschillende soorten dieren en lopen van de ene kant naar de andere kant van het veld. In het midden staat een tikker. Als je tijdens het overlopen getikt wordt, ga je in het midden van het veld staan met de benen wijd: je bent dan veranderd in een huis. Andere getikte jeugdleden sluiten zich daarbij aan. Zo ontstaat er een rij van huizen, waardoor het steeds lastiger wordt om naar de overkant te komen. Spreek af dat als er na bijvoorbeeld 5 minuten nog twee jeugdleden over zijn de groep wint.
Biodiversiteit meten
Bekijk samen het filmpje over biodiversiteit. Verdeel hierna de horde in nesten. Elk nest gaat straks de biodiversiteit in een omgeving van 5 bij 5 meter proberen vast te stellen. Zorg ervoor dat elk nest in een ander soort gebied observeert: sloot rand, (school)plein, grasveld, bosjes of een combinatie hiervan. Het geeft niet als twee groepjes hetzelfde soort gebied observeren. Geef de jeugdleden het lint en laat ze het gebied afbakenen.
Laat ze ook een overzichtsfoto maken van hun gebied. Daarna verzamel je de jeugdleden weer bij je op een centraal punt, een stukje verwijderd van hun gebied. Je kunt dan het meten van de biodiversiteit uitleggen. In de tussentijd komt het gebied weer tot rust. Aan de hand van het observatieformulier uit bijlage 1 en 2 meten de jeugdleden de biodiversiteit.
Hun nest splitst zich in tweetallen. Ieder tweetal observeert en onderzoekt het gebied. Ze moeten onderstaande volgorde van observeren aanhouden. Bij de eerste stap moet het namelijk rustig zijn in hun eigen gebied, om de dieren niet weg te jagen. Bij de stappen daarna gaan ze het gebied verder onderzoeken. De stappen zijn als volgt:
- Sluip naar de rand van je afgezette gebied. Wees heel stil! Blijf op ongeveer 5 meter afstand van de rand. Ga daar zitten of staan en observeer 10 minuten lang welke dieren je ziet in en rond je gebiedje. Denk aan dieren in de lucht en op het land. Noteer ze op bijlage 1. Weet je de naam niet? Maak een foto of een snelle tekening.
- Ga nu je gebied in en ga daar op zoek naar kleine diertjes in ongeveer 15 minuten. Til eens een boomstam of steen op, duw een tak weg, kijk eens onder een bloem of tussen de takken van een struik. Maak niets kapot! Denk aan bodemdiertjes (pissebedden, wormen, slakken), diertjes in de lucht (vlinders, bijen, vliegen) of diertjes in het water (bootsmannetjes, schaatsenrijders). Noteer ze ook op bijlage 1. Weet je de naam niet? Maak een foto of een snelle tekening.
- Bekijk in ongeveer 15 minuten alles wat geen dier is in je gebied. Denk aan: planten (bloemen, bomen, struiken), maar paddenstoelen en mossen. Noteer elke vondst op bijlage 2. Weet je de naam niet? Maak een foto of een snelle tekening.
Laat, na het observeren, de jeugdleden inschatten hoeveel van elke ontdekte soort zij ongeveer in hun gebied hebben. Ze kunnend dit in hun zestal overleggen. Ze kunnen kiezen uit: ongeveer 1 tot 10 exemplaren, ongeveer 10 tot 100 exemplaren of meer dan 100 exemplaren.
Het gaat er in deze opdracht om dat de jeugdleden zien hoeveel verschillende soorten er in een gebied leven. In Nederland kun je bijvoorbeeld wel 120 soorten gras tegenkomen. Maar, het gaat er daarnaast ook om dat zij inzien dat er van sommige soorten heel veel exemplaren in het gebied zijn (zoals van één soort gras wel meer dan 100 sprietjes) en van sommige soorten heel weinig (bijvoorbeeld vogels).
Verzamel de jeugdleden wanneer het observeren en onderzoeken van de biodiversiteit in hun gebied klaar is. Laat de nesten tellen hoeveel verschillende soorten zij hebben gevonden: hoeveel verschillende dieren (bijlage 1) en hoeveel verschillende planten, paddenstoelen en mossen (bijlage 2) kwamen er in het gebied voor? Zijn er verschillen tussen de verschillende groepjes en dus tussen de verschillende gebieden? Valt er iets op aan de schatting van het aantal exemplaren per dier- of plantensoort? Kunnen ze verklaren waar die verschillen vandaan komen? De jeugdleden zullen ontdekken dat, hoe kleiner, of hoe meer onderaan de voedselketen, hoe meer exemplaren ervan zullen zijn. Er zijn heel wat wormen nodig om één merel te voeden! Bespreek ook welke invloed het gebied heeft op de biodiversiteit. Laat de leerlingen hun resultaten eventueel toelichten aan de hand van de gemaakte foto van het gebied, foto’s van dieren en planten of hun tekeningen.
Help een handje mee!
In deze opdracht gaan de jeugdleden de dieren in de stad een handje helpen. Vertel over de 3V’s (voedsel, veiligheid en voortplantingsmogelijkheden, zie de achtergrondinformatie bij de tips). Je kunt de jeugdleden in tweetallen laten werken. Elk tweetal zoekt een dier uit wat zij bijvoorbeeld tijdens de observatie in opdracht 1 hebben gezien of wat ze zelf een keer hebben waargenomen.
Voor dit dier zoeken ze op wat het leefgebied is, wat voor voedsel zij eten en wat er aan mogelijkheden nodig zijn voor de voortplanting. Daarna bedenken zij alternatieven die de dieren in de stad kunnen gebruiken. Soms zijn die al bekend, maar misschien kunnen de jeugdleden dit wel aanvullen met eigen ideeën. Ze kunnen dit noteren in bijlage 3.
Laat de jeugdleden hun resultaten aan elkaar presenteren. Wat kunnen jullie als speltak misschien aanpassen aan het terrein rondom het clubhuis om de dieren in de stad te helpen? Maak er een kleine wedstrijd van door het beste idee of het idee met de meeste stemmen ook daadwerkelijk uit te voeren op of rond het clubhuis.
Benodigd materiaal
Introductie:
- Laptop met beamer (of iets anders waar het filmpje op afgespeeld kan worden)
- Filmpje
Bebouwingsspel
- Pionnen of stoepkrijt
Biodiversiteit meten
- Filmpje biodiversiteit meten
- Afzetlint
- Meetlint / rolmaat
- Klembord met bijlage 1 en bijlage 2 per tweetal
- Ipad/camera’s/telefoon met camera
Help een handje mee!
- Bijlage 3 per tweetal
- Potlood
- Computer/Ipad/Laptop
Tips
Wist je dat het elk jaar op 22 mei de dag van de biodiversiteit is? Er worden dan op verschillende plaatsen activiteiten georganiseerd omtrent biodiversiteit.
Heel bekend is de film ‘de wilde stad’. Op de website van deze film staan allerlei clips over dieren die in de stad leven.
Lees ook de achtergrond informatie door. Dan kun je de jeugdleden beter te begeleiden tijdens de opdrachten.
Deze activiteit is een mooie voorbereiding op de natuurwerkdag.









