Waarom / doel van de activiteit

Jeugdleden leren op een speelse manier de theorie van CWO, zoals voorrangsregels, koersen ten opzichte van de wind en zeiltermen.

Beschrijving van de activiteit

Verdeel de groep in teams (ploegen).

Eén speler per team rent naar de quiztafel, pakt een vraag en beantwoordt deze.

• Goed antwoord? De volgende speler mag meteen rennen en een vraag beantwoorden.
• Fout antwoord? Ze moeten terug naar hun team om te overleggen en opnieuw proberen.

Het team dat als eerste alle vragen correct heeft beantwoord, wint!

1. Verdeel de groep in teams (bijv. 2-4 spelers per team).
2. Eén speler per team rent naar de quiztafel, pakt een vraag en beantwoordt deze.
   • Goed antwoord? De volgende speler mag meteen rennen en een vraag beantwoorden.
   • Fout antwoord? Ze moeten terug naar hun team om te overleggen en opnieuw proberen.
3. Het team dat als eerste alle vragen correct heeft beantwoord, wint!

Vragen:

Koersen ten opzichte van de wind

• Hoe heet de koers waarbij je recht tegen de wind in vaart? (In de wind)
• Hoe noem je de koers waarbij je zo schuin mogelijk tegen de wind in vaart? (Aan de wind)
• Op welke koers staat het zeil het verst open? (Voor de wind)
• Wat betekent oploeven? (De boot meer richting de wind sturen)
• Wat betekent afvallen? (De boot van de wind af sturen, meer ruime wind varen)

Zeiltermen

• Wat is de naam van het voorste zeil van een zeilboot? (Fok)
• Hoe noem je het touw waarmee je het grootzeil bedient? (Schoot)
• Wat is de functie van het zwaard of de kiel? (Zorgt ervoor dat de boot minder afdrijft en stabiel blijft)
• Wat gebeurt er als je de grootschoot te strak aantrekt op een ruime windse koers? (De zeilen staan te strak en de boot gaat langzamer varen)
• Wat is de loefzijde van de boot? (De kant waar de wind vandaan komt)

Voorrangsregels op het water

• Twee zeilboten komen elkaar tegen. De ene vaart met de wind over stuurboord, de andere over bakboord. Wie moet wijken? (De boot met de wind over bakboord)
• Twee boten varen dezelfde koers. De ene boot zit aan loef van de andere. Wie moet wijken? (De loefwaartse boot moet wijken voor de lijwaartse boot)
• Een zeilboot en een motorboot komen elkaar tegen. Wie heeft voorrang? (De zeilboot, tenzij de motorboot een voorrangsvaartuig is, zoals een veerpont)
• Wat moet je doen als je niet zeker weet of je de voorrang hebt? (Twijfel = wijken!)
• Wat betekent het als een andere boot een blauwe kegel met de punt naar beneden voert? (Het is een zeilboot die op dat moment toch als motorboot vaart en dus geen voorrang heeft op andere zeilers)

Algemene zeilkennis

• Wat is een overstag? (Een bocht waarbij de boot met de neus door de wind gaat, van de ene kant van de wind naar de andere)
• Wat is een gijp? (Een bocht waarbij de wind van de ene kant naar de andere gaat over de achterkant van de boot, vaak sneller en gevaarlijker dan overstag)
• Wat gebeurt er als je te hoog aan de wind vaart? (De zeilen gaan killen, en de boot verliest snelheid)
• Wat betekent het als de fok gaat flapperen? (Je moet scherper aan de wind varen of de fok aantrekken)
• Wat doe je als je merkt dat je te weinig snelheid hebt bij het maken van een overstag? (Meer vaart maken voordat je overstag gaat, eventueel de fokbak laten staan voor extra hulp bij het draaien)

Variaties:

Op het water? Maak het een combinatie van varen en theorie: na een juiste beantwoording mogen ze een stukje varen richting de finish!

Meer uitdaging? Voeg een praktijkopdracht toe, zoals het benoemen van de koersen terwijl ze op een boot zitten.

Benodigd materiaal

• Een set kaartjes met theorievragen (bijv. "Wie heeft voorrang: een bakboord- of stuurboordzeiler?" of "Wat is afvallen?")
• Een start- en finishlijn op de kant of in het water
• Een kleine boot of object om naar toe te varen (bij een water-versie)