Waarom / doel van de activiteit

De deelnemers maken gebaren bij het verhaal dat verteld wordt.

Beschrijving van de activiteit

De dappere, kleine indiaan

Gebaren:

• Indiaan: hand boven het hoofd als veren
• Lopen: met voeten stap geluiden maken
• Zag/ziet: handen boven je ogen en kijk om je heen
• De brug over gaan: stomp met je vuisten op je borst
• Springen: houd je handen boven je hoofd alsof je springt
• Zwemmen: sla je handpalmen tegen elkaar
• Slaan: klap een keer in je handen
• Rennen: stamp zo snel mogelijk met je voeten

Verteller: Er was eens een dappere, kleine indiaan. Hij zei tegen zijn gelukkige kleine indianenvrienden: ‘Ik ga op jacht om een beer te vinden’. Dus liep hij de poort uit en sloeg het hek dicht. Hij had nog niet zo ver gelopen, toen hij een konijn zag. Maar hij zag geen beer. Dus liep hij verder.

Al gauw kwam bij een brug en liep de brug over. Hij had nog niet zo ver gelopen, toen hij een hert zag. Maar hij zag geen beer. Dus liep hij verder.

Toen kwam de dappere kleine indiaan bij een greppel. Hij kon er niet overheen stappen, dus ging hij een stukje terug. Hij  zei: ‘Ik zal over de greppel heen springen. En hij rende, sneller en sneller. Hij sprong en hij landde aan de andere kant van de greppel.

Hij had nog niet zo ver gelopen, toen hij bij een rivier kwam. Hij sprong erin en zwom naar de overkant. Hij kwam de rivier uit en liep verder.

Hij liep tegen  een kleine heuvel op en toen, op dat moment, zag hij een beer! Hij draaide zich snel om en rende de heuvel af. Hij sprong de rivier in en zwom  snel naar de overkant. Hij sprong de rivier uit en rende verder. Hij liep snel de brug over. Aan de andere kant zag hij een hert, maar hij rende verder. Toen hij bij huis was, rende hij door de poort en sloeg het hek dicht. Hij zei tegen zijn indianenvrienden: ‘Ik heb een beer gezien!’ De andere kleine indianen zeiden alleen maar: ‘ha’

(Overgenomen uit Cub Scout Leader How-To Book- Boy Scouts of America 1987)

Tips

Doe als leiding mee met de gebaren en bewegingen.

Bespreek de gebaren en bewegingen bij het verhaal met de deelnemers, voordat je het verhaal vertelt.

Je kunt dit verhaal vertellen bij een kampvuur, maar natuurlijk ook binnen tijdens een opkomst.