Waarom / doel van de activiteit
Nadenken over samenleving en samenwerking tussen de verschillende mensen.
Beschrijving van de activiteit
Inleiding
De burgemeester van stad of gemeente X (dat kan een fictieve stad zijn of de stad waar jullie groep zich bevindt) wil in zijn stad mooie, nieuwe huizen plaatsen. Hij roept daarbij de hulp in van de kinderen. Zij mogen beslissen hoe de huizen er zullen uitzien. Kunnen zij het maken? Laat Bob de bouwer maar komen! Tip: je kunt het startsein geven met het Bob de Bouwerlied.
Voorbereiding
Verdeel je groep in subgroepen van maximaal 10 leden. Het ideale is om in twee subgroepen te werken, maar het kan ook met meer. Elke subgroep maakt een kamp, de twee kampen liggen best zo’n 200 meter uit elkaar. Daarnaast richt je nog een bouwbedrijf in (best zo realistisch mogelijk met kruiwagens, spaden, leiding die een overall draagt, enz.). Het bouwbedrijf moet op gelijke afstand van beide kampen liggen.
Elke subgroep krijgt een spelbord (bv. een A3-papier of de achterkant van een affiche). Bij het begin van het spel staat er een geraamte van een huis op getekend, voor de rest is het blanco. Op dat spelbord moeten de teams hun eigen huis bouwen.
Maak speelkaartjes met de volgende personages op: minister van huizen, burgemeester, wethouders, architect, aannemer, bouwvakker. Ideaal zou zijn als er een goede tekenaar in je begeleidingssubgroep is die op de achterkant van elk kaartje een tekening kan maken van de personages. De minister staat boven de burgemeester, de burgemeester boven de wethouders, enz. Maak voor elk team een groot blad papier waarop de verschillende personages onder elkaar staan.. Daarnaast maak je ook kaartjes met verschillende voorwerpen op: deur, koelkast, bed, zetel, stoelen, tafel, nachtkastje, wasmachine, bloembak, een poster van Scouting,... Vul die lijst naar eigen smaak aan. Zorg ervoor dat er van elk voorwerp voldoende kaartjes zijn. Ook hier kan een leuke tekening op de kaartjes wonderen doen.
Spelverloop
De spelers gaan op pad met een kaartje en proberen iemand van de andere subgroep te tikken. Als dat lukt, tonen ze hun kaartje aan elkaar. Wie het kaartje met de belangrijkste persoon heeft, krijgt het kaartje van zijn of haar tegenspeler. Bij kaartjes van gelijke waarde speel je schaar-steen-papier. De verliezer haalt een nieuw kaartje in het kamp.
Als een subgroep tien kaartjes van de tegenstander gewonnen heeft, mag iemand van het team naar het bouwbedrijf gestuurd worden om daar een voorwerp naar keuze af te halen. Ze mogen zelf kiezen welk voorwerp ze ‘kopen’ en zo hun huis naar eigen smaak inrichten. Ze mogen ook twee keer hetzelfde voorwerp in hun huisje zetten. Over de zin en het nut van bv. twee koelkasten kun je het in de nabespreking nog hebben.
Met het gekochte voorwerp moeten ze terug in het kamp geraken zonder getikt te worden door de bouwinspectie (iemand van de leiding). Worden ze toch aangetikt, dan wordt het voorwerp in beslag genomen. Ze kunnen het wel nog terugverdienen door een opdracht uit te voeren in het kamp van de bouwinspectie. Als de speler de opdracht goed heeft uitgevoerd of hij/zij is in het kamp teruggeraakt zonder getikt te worden door de inspecteur, dan kan hij/zij het voorwerp ergens op het spelbord plaatsen. Het spel is afgelopen wanneer één subgroep heel zijn stad heeft volgebouwd of wanneer de voorziene speeltijd om is.
Opdrachten
- Maak een liedje over je huis. Schrijf een tekst op een bekende melodie en zing het minstens met z’n drieën.
- De wet op de bouwvoorschriften is veranderd. Zoek zo snel mogelijk drie woorden op in een tijdschrift over bouwen.
Een huis heeft muren. Drie mogelijke actieve spelen hierbij:
- Inbrekertje: hierbij wordt één vrijwilliger gezocht. De rest van de groep vormt een kring. De vrijwilliger moet nu proberen om binnen de kring te geraken. De kinderen in de kring proberen dat te vermijden door zo dicht mogelijk bij elkaar te staan en elkaar zo goed mogelijk vast te houden
- Uitbrekertje: hetzelfde principe als ‘inbrekertje’, alleen start de vrijwilliger hier binnen de kring en moet hij of zij eruit geraken.
- Muurtje-trek: in het midden van het speelvlak wordt met krijt (of touw) een streep getrokken. Aan weerskanten staan evenveel spelers. Het is de bedoeling om spelers van de andere kant over de streep op je eigen speelhelft te trekken. Zodra je een voet op de andere speelhelft hebt gezet, ben je verloren en voeg je je bij de andere subgroep. Het spel wordt in principe gespeeld tot iedereen aan dezelfde kant staat.
- De leden zetten zich in kleine groepjes samen. Ze zoeken samen naar een leuze of spreuk die zij graag aan/naast/bij de voordeur van hun huis zouden hangen. Die schrijven ze op een mooi kaartje dat ze dan ook aan hun huisje mogen hangen.
- Speel bollo-smitto. Maak op een plank een torentje met blikken. Leg uit dat de plank een vensterbank is en de blikken zijn bloempotten. Het is de bedoeling om met een balletje alle bloempotten om te gooien.
Nabespreking
Ga met de verschillende subgroepen bijeenzitten en bekijk de huizen. In welk huis zouden we het liefst wonen en waarom? Wat zouden wij nog graag in ons huis hebben? Probeer aan de hand van de plannen een gesprek te voeren over het ideale huis. Je kunt het ook vergelijken met je eigen huis of je scoutinglokaal. Wat zou er nog kunnen veranderen? En misschien kunnen we met onze groep wel iets veranderen.
Voorbereidingstijd
- Kaartjes maken
- Materialen klaarzetten
Benodigd materiaal
- Papier / pennen
- Materialen om hutten te bouwen
- Bos / park (waar huten gebouwed mogen worden
Tips
- Als het aantal leden in je subgroepen sterk afwijkt van 10, pas dan het aantal benodigde kaartjes om iets te kopen daar ook op aan.
- Je kan ook een prijslijst maken, waarbij voor verschillende objecten een verschillend aantal kaartjes nodig is om ze aan te schaffen. Dit vergt nog wat meer strategie en overleg.