Waarom / doel van de activiteit

Leer hoe windrichtingen en vaarkoersen werken door samen te oefenen met de wind.

Beschrijving van de activiteit

Zoek een open plek waar je goed de wind kunt voelen, bijvoorbeeld een veld of strand. Verdeel de groep in kleine teams, zoals de nesten en ploegen. Leg eerst kort uit hoe de windrichtingen werken en wat de verschillende vaarkoersen zijn (bijvoorbeeld: in de wind, halve wind, voor de wind). Gebruik daarbij een plaatje van een zeilboot en de windrichtingen als hulpmiddel.

Laat daarna elk groepje met het gezicht naar de wind gaan staan. Vraag vervolgens om een kwartslag te draaien en te benoemen welke koers ze nu “varen” ten opzichte van de wind. Laat ze daarna verschillende richtingen uitproberen, zodat ze leren herkennen wanneer ze oploeven (dichter naar de wind draaien) en afvallen (van de wind af draaien).

Herhaal dit een paar keer en bespreek tussendoor wat ze voelen: waait het harder of zachter? Welke richting voelt prettig? Zo wordt de theorie tastbaar.

Benodigd materiaal

• Plaatje van de standen van het zeil

Tips

• Laat één persoon de "wind" spelen en laat anderen om hem heen bewegen om het visueel te maken.
• Bij weinig wind kun je binnen een ventilator gebruiken om de windrichting te simuleren.