Waarom / doel van de activiteit
De bevers leren over windrichtingen aan de hand van een verhaal van Steven Stroom.
Beschrijving van de activiteit
Steven Stroom beleeft veel avonturen in Hotsjietonia en daarbuiten. Tijdens zijn reizen op zee gebruikt hij vaak de windrichtingen om de juiste koers te bepalen. Windrichtingen zijn namen die we gebruiken om aan te geven uit welke richting de wind komt of waar iets ligt. De vier hoofdwindrichtingen zijn noord, oost, zuid en west. Net als op een kompas! En deze windrichtingen komen ook goed van pas tijdens het afleggen van een tocht.
Steven vertelt Stuiter een verhaal waarin hij deze windrichtingen gebruikt. Hij wil weten of Stuiter ze al een beetje kent. Op het speelveld worden vier pionnen neergezet voor de vier hoofdwindrichtingen. Telkens als Steven een windrichting noemt in zijn verhaal, rent Stuiter (en de andere kinderen) zo snel mogelijk naar de juiste pion.
Het verhaal van Steven
Het waaide erg hard. Er vloog van alles langs mijn oren. Ik zag Fleur Kleur met een grote mand. Er zaten gekleurde lappen in, die Fleur net geverfd had. ‘Hallo Stuiter, wil je me helpen met ophangen van mijn nieuwe doeken? Het is goed droog weer met die warme wind uit het noorden.’ Keet Kleur kwam ook net naar buiten om te helpen. ‘Het is wel warm mam, maar vandaag komt de wind uit het oosten, niet uit het noorden.’ ‘Ach welnee,’zei Fleur, ‘die wind komt helemaal niet uit het oosten, ik weet zeker dat de wind uit het noorden komt.’ ‘Stuiter, help eens even. Komt de wind nu uit het oosten of uit het noorden?’ ‘Ik weet het niet, ik weet niet eens waar jullie het over hebben,’ zei ik. ‘Over de windrichtingen natuurlijk,’ zei Keet. ‘Er zijn er vier, noord, oost, zuid en west. En ik weet zeker dat vandaag de wind uit het oosten komt.’ Het duizelde me helemaal. Wind kon dus ergens vandaan komen, uit het noorden, uit het zuiden, uit het westen, en uit het oosten. Maar ik snapte er niet zo veel van. ‘Ik wil wel helpen,’ zei ik, ‘maar ik weet niet wat wind… eh, wind…’ ‘Windrichtingen,’ hielp Fleur. ‘Weet je wat, vraag het aan Steven Stroom, die weet er alles van.’ Ik ging snel weg, want Fleur en Keet waren nog niet uit gekibbeld. ‘Uit het oosten!’ hoorde ik Keet nog zeggen. ‘Nee schat, uit het zuiden.’ ‘Oost!’ ‘Zuid.’ ‘Oost!!’ Ik liep maar snel door. Noord, oost zuid en west. Daar wilde ik meer van weten.
Steven zat in de kajuit van de boot aan tafel. Op tafel lag een kaart en iets dat leek op een groot horloge. ‘Hallo Stuiter,’ zei Steven. ‘Doe het luik maar snel dicht, want met die zuidenwind waait het luik zo snel dicht.’ ‘Komt de wind niet uit het noorden?’ vroeg ik. ‘Wie zegt dat?’ vroeg Steven. ‘Fleur Kleur. En Keet zegt dat de wind vandaag uit het oosten komt.’ ‘Dat klopt niet,’zegt Steven, ‘vandaag komt de wind uit het zuiden. ‘Hoe weet je dat Steven?’ Ik snapte er nu helemaal niks meer van. ‘Heel lang geleden hebben mensen afgesproken dat het handig is om windrichtingen te gebruiken om de weg te vinden. Ze besloten dat noord, oost, zuid en west te noemen.’ ‘Waarom niet gewoon links, rechts, rechtdoor en achteruit?’ vroeg ik. ’Kom maar tegenover me staan,’ zei steven. Stap nu naar voren. We stapten allebei naar voren en botsten tegen elkaar. ‘Au! Je staat op mijn teen,’ zei ik. ‘Sorry, stap nu maar naar links.’ ‘Hé, we gaan allebei een andere kant op!’ zei ik verbaasd. ’Precies,’ zei Steven. ‘Met de windrichtingen gaat iedereen wel dezelfde kant op, dus is dat veel handiger.’ ‘Wat waren ze vroeger slim,’ zei ik. ‘Nog slimmer dan jij denkt,’ zei Steven. Kijk maar eens op het kompas.’ ’Kompas?’ Ik keek om me heen. ‘Oh ik dacht dat dat een horloge was.’ ‘Kijk, op het kompas zie je de windrichtingen. Noord, oost, zuid en west. En een klein staafje, de kompasnaald. Hoe het werkt is te ingewikkeld om uit te leggen, maar dat naaldje wijst altijd naar het noorden. En als je weet waar dat is, weet je ook altijd waar het zuiden, het oosten en het westen zijn.’ ‘Handig.’ ‘Jazeker! Vooral omdat ze toen ook hebben afgesproken dat als je een landkaart tekent, de bovenkant altijd het noorden is. Maar daar hebben we het een andere keer nog wel eens over. Wil je wat drinken?’ ‘Graag!’ zei ik.
Benodigd materiaal
- 4 pionnen
- Verhaaltje (uit deze activiteit of zelf verzonnen)