Waarom / doel van de activiteit
Kijken wat drijft en het maken van een bootje
Beschrijving van de activiteit
Marala weet dat eenden blijven drijven, o.a. omdat ze hun veren poetsen met vet uit een stuitklier vlak boven hun staart, de veren worden daardoor waterafstotend. Om vooruit te komen hebben eenden zwemvliezen tussen de tenen. Een boot blijft drijven als hij minder weegt dan het water eronder én als hij waterdicht is. Een roeiboot komt vooruit met spierkracht, een motorboot met brandstof, een zeilboot met wind-energie.
Als je een elastiekje uittrekt, breng je met je spierkracht energie over op het elastiekje. Het elastiekje wil die energie kwijt en weer terug naar zijn originele vorm. Die energie kun je gebruiken om een klein bootje met een schoepenrad te laten varen.
Opdracht 1: Zet buiten een teil met water neer en een klein bakje met water. De kinderen onderzoeken welke voorwerpen (geen dieren!) drijven en welke niet, zowel in de grote teil als in het kleine bakje. Drijft een steen? Drijft een blaadje? Drijft een bloem? Drijft een takje? En een grotere tak? Een appel? Drijft het kleine bakje in de teil? Is er verschil tussen wat drijft in de teil en wat drijft in het kleine bakje? Hoe komt dat?
Opdracht 2: Knutsel een klein bootje naar eigen ontwerp. Bouw een vlotje met takjes uit de tuin, of gebruik een leeg melkpak, een plankje, een schuursponsje, lege petflessen, kurken, leeg botervlootje als basis. Onderzoek eerst of het drijft (in de teil). Maak er dan een mooi bootje van met een mast, een zeil, een vlag erop.
Maak een schoepenrad door 2 (saté)prikkers aan weerszijden van het bootje te bevestigen. Knip een stukje karton uit een melkpak, perforeer er 2 gaatjes in en haal er een elastiekje door (of 2 elastiekjes bij een grotere boot). Span het elastiekje tussen de prikkers. Draai met het kartonnetje het elastiek op en laat het bootje los op het water om de boot te laten racen.
Benodigd materiaal
- Teil,
- Bakje,
- Water,
- Leeg melkpak,
- Elastiekje,
- 2 satéprikkers