Terug

Geschiedenis van ploegen

Robert Baden-Powell (BP) was een Brits soldaat die zich gespecialiseerd had in het verkennen van vreemd terrein. Door zijn grote kennis van verkenners technieken, zoals spoorzoeken, kamperen en oriënteren, had hij grote bekendheid gekregen in het Britse leger. Hij zat het grootste gedeelte van zijn militaire carrière in India, Ghana en Zuid-Afrika. Hij leerde veel over het leven in de natuur van de volkeren die in deze landen woonden. De kennis die hij opdeed, schreef hij op in een aantal handboeken. 

Toen BP na lange tijd terugkeerde in Groot-Brittannië merkte hij dat het door hem geschreven legerhandboek Aids to Scouting for N.C.O.s and Men door de Britse jeugd op grote schaal gebruikt werd. De Britse jeugd gebruikte het handboekje om ideeën op te doen voor zelfverzonnen avonturen, buitenspelen en kamperen. 

Het was begin negentiende eeuw en veel aandacht voor de ontwikkeling van kinderen was er nog niet. BP maakte zich daar zorgen over. De jeugd groeide op in fabriekswijken, hingen maar wat rond en er werd maar weinig aandacht geschonken aan hun opvoeding. Een positieve ontwikkeling vond BP dat een aantal jongeren met behulp van zijn leger handboek spellen verzon en kampeerde. Zelf hield hij als kind ook van kamperen en zeilen, kortom: buiten zijn op het platteland. 

BP werkte op basis van deze ontwikkeling een aantal ideeën uit voor een jeugdbeweging en probeerde deze aan de man te brengen. 

Maar voordat hij dit deed, wilde hij zijn ideeën testen in de praktijk: tijdens een kamp op het eiland Brownsea vlak voor de Britse zuidkust. Op Brownsea Island organiseerde BP een kamp voor 21 jongens. Bij aankomst op het eiland liet BP de jongens zich in vier groepen verdelen. Iedere groep kreeg de naam van een dier: de wulpen, raven, stieren en wolven. Per groepje werd een jongen aangewezen als leider. De groepen noemde hij ‘patrouilles’. Zo ontstond de eerste toepassing van het ploegensysteem bij de jeugd in de praktijk. Baden-Powell had deze systematiek al eerder toegepast, maar dan tijdens zijn carrière in het leger. In feite kwam het erop neer dat hij kleine groepen kinderen van zoveel mogelijk verantwoordelijkheden voorzag en zoveel mogelijk hun eigen gang liet gaan. 

Dit indelen in patrouilles was vernieuwend. Iedere patrouille kreeg een eigen tent en de leden van zo’n groepje werkten het hele kamp samen. Uniformen waren er niet, wel kregen de afzonderlijke patrouilles eigen kentekens in de vorm van schouderlinten en vlag met het patrouille dier erop geschilderd. De leiders van deze patrouilles werden patrouilleleiders genoemd; zij kregen een Franse lelie opgespeld als onderscheidingsteken. 

Het kamp op Brownsea Island werd een groot succes en wees uit dat de ideeën van BP aansloegen bij de jeugd. BP schreef zijn ideeën, en tal van spelideeën op in een zesdelige serie: Scouting for Boys (Verkennen voor jongens). Dit werd een daverend succes. Het werd een bestseller; overal in Groot-Brittannië vormden groepjes jongens, en niet veel later meisjes, patrouilles om het spel van verkennen te spelen. Eind 1908 waren er 60.000 geregistreerde scouts. Bij meisjes werden de patrouilles later rondes genoemd en bij het waterwerk sprak men van bakken. Bij de vernieuwing van het scoutingspel in 2010 zijn al deze benamingen vervangen voor de term ‘ploeg’ om meer eenheid en duidelijkheid te creëren binnen Scouting Nederland. 

Eerst dacht BP nog dat zijn ideeën door andere jeugdbewegingen overgenomen zouden worden; achteraf bleken zijn ideeën voldoende inspiratie te bieden voor een zelfstandige, wereldwijde jeugdbeweging. Vandaag de dag zijn er meer dan 40 miljoen scouts over de hele wereld. Het uiteindelijke spel van verkennen, tegenwoordig het Scoutingspel genoemd, zoals Baden-Powell het op basis van zijn bevindingen ontwikkelde, omvatte de volgende kenmerken: 

  • Ontplooiing en ontwikkeling van het individu 
  • Groeiende zelfstandigheid 
  • Wet en belofte 
  • Veelzijdige activiteiten 
  • Hulpbereidheid en hulpvaardigheid 
  • Buitenleven 
  • Internationale verbondenheid