Waarom / doel van de activiteit
Bezig zijn met toneelspelen, rollen uitbeelden en improviseren.
Beschrijving van de activiteit
Iedere deelnemer krijgt een kaartje, waarop twee dingen staan: de rol die hij/zij moet spelen en de rol waarop hij/zij moet reageren. Een van de deelnemers wordt aangewezen om te beginnen. Die speelt zijn of haar rol, zonder echt te zeggen wat die rol is. Dus als op het kaartje staat "rover", kan de speler wel zeggen: "Handen omhoog, dit is een overval", maar mag deze niet zeggen: "Ik ben een rover". De overige deelnemers kijken toe. Een van hen zal op z'n kaartje hebben staan, dat er gereageerd moet worden op de rol die nu gespeeld wordt, in het voorbeeld dus de rover. Deze kan dan opstaan en zich mengen in het toneelstuk, door z'n eigen rol te spelen en zo te reageren op de speler die al op het toneel stond. Het leukst is als ze samen een scène neerzetten, waarbij aan het eind de eerste speler op een "natuurlijke" wijze van het toneel verdwijnt (bv: de rover vlucht weg).
Pas als er weer maar één speler op het toneel staat, is het tijd voor de volgende speler om in te springen. Uiteindelijk zal de speler die begonnen was, de rol herkennen waar hij/zij op moest reageren. Die reactie kan nog gespeeld worden en daarmee is het cirkeltje rond en het spel afgelopen.
Benodigd materiaal
- Kaartjes met rollen.
Tips
- De spelleiding moet opletten dat toneelstukjes leuk blijven en dat een speler die klaar is, het toneel ook weer verlaat en anderen hun tijd gunt.
- Als het aantal deelnemers niet klopt met het aantal rollen op de kaartjes, kan de leiding zelf de overige rol(len) op zich nemen om het verhaal in goede banen te leiden, of deelnemers zouden meer dan 1 rol kunnen nemen. Dan wel opletten dat iemand niet op zichzelf hoeft te reageren.